Ik heb al ooit verteld dat ik een oost europese poetsdame heb. Nou die is er natuurlijk nog steeds; ze is niet weggelopen of gevlucht of zo. Gelukkig niet want we kunnen het goed met elkaar vinden. Ze heeft een hebbelijkheid die in feite heel sympathiek is maar waar ik toch niet goed raad mee weet: ze brengt altijd wat mee. Wolga, doe dat nou niet, zeg ik dan, dat hoeft niet. Maar daar geeft ze niks om. Ze bakt baklava’s zo lekker dat ik ervan moet wenen terwijl ik ze opeet. Cakes, ze maakt jammen. Bijna iedere week een nieuw ontwerp jam. En ik maar eten. Gelukkig ben ik afgelopen twee weken in Frankrijk geweest en daar is het mij gelukt om een kilo af te vallen door het niet eten van haar zoetigheden. (Ik had daar een mooie Franse column voor u geschreven maar die heeft het -doordat de wifi weer eens was uitgevallen- niet gehaald; die houdt u nog tegoed). Verder met onze Wolga, zo heet ze niet echt hoor. Behalve dat ze van alles meebrengt, begint ze mijn huishouden ook stilaan over te nemen. Al de tweede keer dat ze kwam bracht ze van die rietachtige doosjes, mee waarschijnlijk uit de Action, die toen nog open was en zette die op mijn toilettafel waar ze alle prullaria in deed. Inderdaad een verbetering. Ze had meteen door dat ik een huishoudelijke onbenul ben en plaatste ook mooie houten bakjes op het aanrecht voor de kruiden en dat soort dingen. Kijk mam, ies mooi, ies handig. Ze noemt mij mam omdat ik zo oud ben als haar moeder zou zijn geweest en zij zo oud is als mijn dochter. Maar bovendien kon ze Guus niet uitspreken. Ik laat het maar zo. Ze heeft toestemming gevraagd. Laatst kwam ze met een pizzadeegje. Iese deeg voor pizza, jij maken in oven. Jij kijken: en floep floep, razendsnel trok ze van alles uit de koelkast en uit haar mandje en daar stond een kant-en-klare pizza voor m’n neus. Alleen nog in oven. Toen ging ze naar huis. Ze neemt ook altijd al mijn lege flessen mee. Daartegen valt niet te protesteren. Rond kerst en januari is ze met haar ouwe barrel van een auto en haar vriend samen drie weken naar haar thuisland geweest; Ik had alles wat ik kon bedenken aan haar meegegeven voor haar arme familie en vrienden; ik ben zo mooi van wat kleren en andere dingetjes afgekomen. Twee dagen had ze over de reis gedaan. Toen ze er was stuurde ze met een appje een foto van hun tweeën aan de zwarte zee. Toen ze terugkwam bracht ze kanten kleedjes mee, nog door haar moeder gehaakt. Twee liggen er op mijn tafeltjes. Het begint er al heel oostblokkerig uit te zien bij mij. Ik laat ze gewoon liggen. Ze verzet kastjes verlegt kleden, verwisselde mijn ouwe zilveren bestek voor nieuwe roestvrijstalen messen en vorken, maar die heb ik haar toch weer terug gegeven. Toen ze achter mijn gehoorproblemen kwam, heeft ze een ding uit haar thuisland meegebracht. Kijk mam, mijn zoes heeft ook die, die kan ook niet luisteren. Je wat, vroeg ik en keek ontsteld naar het grote rose gevaarte ter grootte van een flink hard gekookt ei dat ze uit een doosje haalde en in mijn oor wilde stoppen. Dit was van meine zoes. (haar zus). Niet doen, zei ik maar ze stopte het gevaarte in mijn oor. Echt, het voelde aan of het hele oostblok erin zat. Ze draaide iets aan. Jij luisteren? Vroeg ze met een gespannen blik in haar ogen. Ik horen niks, zei ik. Er zit zo’n joekel in mijn oor, ik hoor niks. Niet goed, zei ze teleurgesteld. Bij ons, alle mensen hebben dit. Zij goed kunnen luisteren. Maar ik heb mijn kleine dingetjes van ‘Beter Horen’ die werken best goed. Ik zou niet naar de winkel durven gaan met twee van die oostblokjoekels in mijn oren. Daar zou ik dan mijn mondkapje overheen moeten doen. Uit schaamte.

Reageren? Graag! Dat kan via guus.van.winkel@pandora.be