Grote wederik

Momenteel kunt u deze Grote wederik (Lysimachia vulgaris) volop vinden in Cranendonck. Ze komt voor langs waterkanten van spoorwegen en oevers van kanalen, beken en rivieren en bloeit van juni tot augustus.

De Grote wederik heeft in zijn gele bloemen een rode vlek, wat haar onderscheidt van de andere Wederikbloemen. Wederik komt van wede (wilg) want de lancetvormige bladeren lijken op die van de wilg en wordt 50 – 150 cm hoog. In of aan het water vormt de plant vaak dikke, rode uitlopers die in het water zweven en enkele meters lang kunnen worden. Het is een speciale plant want voor de bestuiving heeft het een specifieke bij nodig namelijk de zeldzame solitaire Slobkousbij of dikpoot zoals hij vroeger genoemd werd. Grote wederik vormt olieklieren aan de voet van meeldraden en wordt door de vrouwelijke bijen samen met het stuifmeel verzameld. Het mengsel dat ze tijdens het vliegen naar haar poten overbrengt en vasthecht aan speciale haren (de slobkousen) dient als voedsel voor de bijenlarven die tevoorschijn komen als de wederik in volle bloei staat. Vroeger werd de plant toegepast als middel tegen koorts, diarree, hoest en scheurbuik en aangeplant in boerderijtuinen, waar men kruiden kweekte om zieke boerderijdieren en werknemers te genezen. Wederik werd als kruid gebruikt om vee rustig te houden. Hij houdt namelijk stekende insecten en vliegen op afstand. Men gebruikte deze plant ook om een ongelijk span ossen of paarden tot rust te brengen. Er werd dan een tak op juk of gareel gelegd, waardoor de dieren rustig werden. Uit de plant zijn ook verschillende kleuren verfstof te halen. Uit de wortelstok is een mooie kleur bruin te extraheren en de bladeren en stengels geven een gele kleur. Een bijzondere plant! 

Foto en tekst Jan de Bruijn.