’t Is over, het voetbalsprookje voor ‘Les petits Belges’. De Italianen zetten de Belgen terug met beide voetjes op de grond. Veel erger volgens Arie, een zelfbewuste Nederbelg en zelfverklaarde kenner: “Neej, niet somaar op de grond, maar tot aan te enkels in te trek!” Drek? “Nou ja,” sneerde Arie verder: “Pelgië, vol achterpoortjes, peunhasen en pierpuiken, een pananenrepubliek tussen pruime-, appel- en peirepomen!”
“Oh joa en vurwa bliefde gi daan hiej, in diè bananenrepubliek, wonen…?” Op die vraag bleef Arie, die in zijn spreken bijna altijd stemloze met stemhebbende medeklinkers wisselde (z/s, b/p, d/t, v/f), stil. Die uitschakeling werd voor ons, Belgen, wel een serieuze nationale teleurstelling. Een moeilijk te verteren bittere pil, temeer omdat verschillende van onze voetballers wereldwijd naam en faam verwierven: Eden Hazard, Kevin De Bruyne, Thibaut Courtois. Ook hierover oordeelde Arie misprijzend: “Met sijn allen over het paard getild: Hasard een pingelaar en Courtois pakt de foute pallen…” Ook over het nummer 1 op de internationale ranking spuide hij zijn eigenzinnige mening: “Op tie koppositie hebben te Pelgen nooit gestaan, nefer! Mocht tat tan nou wel so sijn, tan is tat mowrgen weer ferleden tijd”. Hij vond Portugal en zelfs Nederland veel, veel beter spelen. Tja, hoogmoed komt ten val! Zelfs getooid in een uitbundig oranje carnavalskostuum, met oranje feesthoed en oranje bril op een oranje neus liet oranje Arie de leeuw in zijn oranje tangaslipje staan…
“Itoalië was bèter!” Erg chauvinistisch is een Belg niet ingesteld. Trouwens, staatkundig is België historisch een kunstmatig samenraapsel. Dikkenekkerij ligt niet in de Vlaamse aard, met uitzondering misschien van een weggewaaide, omhooggevallen Antwerpenaar. Echte Vlamingen wagen zich zelden aan grootspraak. Bescheiden als wij zijn, zoeken we zelden het centrum. Meer aan de rand van het gebeuren ligt onze comfortzone. Liever dan ons op te dringen, trekken we ons terug. Hierop reageerde Arie, onze ingeweken buur van boven de Moerdijk: “Jullie Pelgen sitten met een minterwaartigheidscomplex, geen teugd maar een geprek!” Dan ratelde hij verder over ‘Schjeuj de vie’, over ‘Leschjee faire, leschjee paschjee’ en over een verbasterd begrip dat te lang tussen ‘des escargots’ had gelegen en waar ik kop noch staart aan kon krijgen. Hij voelde zich verwant met de Zonnekoning en de Franse stijl; groette hautain: “Athieuj” en vertrok, een verwaand kushandje achterlatend.
Ik keek hem na, monkelend: “Eigen stoef steenkt…”
(Harrie Beks – Hamont, zaterdag 10.07.2021)
