Bij mij achter in de tuin staan twee appelbomen. Een kleintje, een laagstamboompje heet dat, daar komen uit de hand-eet-appels aan. Heerlijk. Daar staan er dit jaar niet zo veel aan. En dan nog een ouwerwetse hoogstamboom en daar komen al twintig jaar sterappeltjes aan. Het ene jaar wat meer dan het andere. Dit jaar wat meer. Nondepie wat zaten er een appels aan die boom. En nog trouwens. Vanaf half augustus toen ik terug kwam uit Frankrijk, tot en met nu, het valt de hele dag door. In het begin waren ze groen en niet te eten, heel veel ook rot. Maar na een paar weken vielen de goei. Groot en knalrood en lichtrose vruchtvlees. Ik deelde ze overal uit en de dames Rosé van ons schilderclubje hebben weken geraapt. Ook andere vrienden en familie. Appelmoesmaaksters. Zelf heb ik ze weken gegeten, iedere middag schilde ik er een of twee en in plaats van een boterham met gebakken kaas en gebakken ei, mijn favoriete lunch, at ik, uit pure zuinigheid iedere middag gebakken appeltjes in de pan. Schillen, in stukjes snijden en dan de pan in. Niet alleen uit zuinigheid maar mijn moeder heeft mij geleerd niks te verspillen, dus eet ik ze maar zoveel mogelijk op. De aangetaste geef ik aan de paarden waar ik langs kom bij de hondenuitlaat. Zijn ze hartstikke blij mee. Het sap loopt langs die dikke paardenlippen en ze knarsen er ook leuk mee, heel ouwerwets. Kraw-kraw.
Ik schuif mijn stukjes appel als ze helemaal zacht zijn en niet knapperig meer, gewoon slap, op een bordje. Soms branden er een paar stukjes aan. Eet ik ook op. Maar omdat ik echt wel van lekker hou, strooi ik er als ze nog heet zijn, suiker op. Sommige mensen vinden dat niet nodig, ik wel. En omdat er toch niemand kijkt spuit ik er ook nog slagroom overheen als ik zo’n spuitbus toevallig in de koelkast heb staan. (Niet toevallig) En omdat ik zo’n verdorven karakter heb, neem ik er ook een glaasje rosé bij. Soms twee. Soms is vaak altijd. Heerlijk, zo’n lunch. En dan moet het officiële borreluur van de dag nog komen. U begrijpt dat ik na zo’n appeluitspatting in een goed humeur ben, met een lichtrose afdronk. Tegen de avond drink ik dan de nog ontbrekende glaasjes rosé van die dag. Die van de middag zijn dan al vergaan, afgebroken heet dat in medische termen. Dus om in vorm te blijven moet ik dan weer bij-drinken. Ik refereer nu aan een Deense film die ik onlangs gezien heb in ons Walburgtheater ‘Drunk’, waarin 4 leraren een experiment doen dat door een van hen bedacht is op grond van een wetenschappelijk gegeven, namelijk dat een mens geboren wordt met een tekort van 0,5 promille alcohol in het bloed. (Humor!) Om beter te kunnen functioneren en zich wel te bevinden, moet men dus de hele dag tot het gewenste niveau door, alcohol innemen. Zij doen dat en de vier drinken dus onder schooltijd tot aan de gewenste 0,5 promille. Daar hebben ze alle 4 een metertje voor aangeschaft. ’s Avonds na het werk, mogen ze niet meer drinken. Een film, mij op het lijf geschreven. Hij was fantastisch, heeft ook een prijs gewonnen als beste niet-Amerikaanse film van dat jaar en met de formidabele Deense acteur Matt Mikkelson in een van de hoofdrollen. Als u nog in de gelegenheid bent, ga die film zien. Geweldig. Nu ik aldus mijn appel-lunch met glaasjes rosé goedgepraat heb, wens ik u allen nog een fijne dag, een fijne week en geen narigheid meer; proost!
Reageren? Graag!
Dat kan via mail
guus.van.winkel@pandora.be
