‘K’

Het volgende ‘anekdootje’ komt uit een tijd dat onderwijzers meer met kinderen dan met paperassen bezig waren. Sinds 1974 kregen basisscholen een aantal uren om een aanpassings- of taakklas in te richten. Later waaide vanuit Holland het vernederlandste ‘remedial teaching’ over… Klonk sjieker! Later ook kregen leerlingen allerlei dys-etiketten opgeplakt: ‘dyslexie, dys(ortho)grafie, dyscalculie, dys- etcetera…’. Klonk gedistingeerder!

Een taakklas had de bedoeling kinderen met een partiële leermoeilijkheid individueel of in kleinere leergroepen deeltijds te ondersteunen. Mijn inbreng focuste zich op lezen, rekenen of spellen maar ook  op psychosociaal welbevinden. Die gepersonaliseerde hulp moest bepaalde kinderen in staat stellen geïntegreerd te blijven in het gewone onderwijs. Gespecialiseerde hulpverleners (PMS-, later CLB-centra, logopedisten, vertrouwensartsen, enz.) begeleidden en ondersteunden mijn interventies. Ruim 25 jaar had ik het gelukkige voorrecht taakklastitularis te mogen ‘spelen’.

Een onderdeel bij het leren lezen is het benoemen van losse letters. Niet zoals wij ze in het alfabet afdreunen, maar zoals wij ze horen en uitspreken in woorden: niet ‘em’ maar ‘mmm’, niet ‘ha’ maar ‘h’, niet ‘zet’ maar ‘zzz’, enz. Zo herinner ik me een jongen uit het eerste leerjaar, Boris. Struis, stoer, extravert, impulsief, puur. Zijn moedertaal was het dialect, het schoolse AN een tweede, bijna vreemde taal. Regelmatig vroeg hij: “Meugen we nog nè no hoews?” Of hij riep: “Mèster, ich moet ammer kakken!” Hij bleef dan lang weg op of naast de pot. Met wat individuele hulp, fonetische snufjes, steunwoorden en ezelsbruggetjes veroverde hij toch de namen van de verschillende ‘losse’ letters. Alleen de ‘k’ bleef tegenwringen tot Boris zelf een oplossingsmethode aanbracht. Hij plukte de grote manuele ‘k’ van het letterbord, legde ze dwars in zijn handen, keek en besloot: “Mèster, des juust het schietgeweer van unne kobboi.” Ik rook mijn kans, graaide een kleine manuele ‘k’ van het letterbord en schoot: “K, k, k, k… Mijn revolver kan schieten. K, k, kkkkk, k, k…” Boris liet zich niet ringeloren: “De mienen och, mer veul harder want ie is veule grotter. Kiek mê; heurt mê: k, k, kkkkkkkk, k, kk, k…” Vanuit alle hoeken en kanten bleven we elkaar zo’n vijf minuten beschieten. In de volle overtuiging: “Nu heeft ie de ‘k’,” dankte ik het toeval voor de ingeving.

Door de lange gang naar de eerste klas bleef ik Boris genoeglijk nakijken. Net voor hij de klasdeur opentrok, vuurde ik nog eens vurig: “K…!” Ook Boris schoot terug, één keer slechts: “Baaaaf!”  Triomfantelijk trok cowboy Boris de klasdeur met brede zwaai achter zich dicht.

Hij liet me gewond achter, getroffen. Recht in mijn onderwijzershart…

(Harrie Beks – Hamont, zaterdag 16.10.21)