Strijken

Nou even serieus. Wie strijkt er tegenwoordig nog zijn was?

Nou, ik alvast niet. Ik strijk alleen in uiterste nood, wanneer ik bijvoorbeeld een blouse aan moet die helemaal gekreukt is, dus niet modern gefrommeld, nee, echt gekreukt, ja dan strijk ik die, een paar minuten voor ik hem aandoe. Ik doe hem dus lang, lang niet aan, omdat hij gestreken moet, dus als ik daar geen zin in heb, doe ik een t-shirt aan. Ik heb het nu over de zomer. In de winter strijk ik niks. Ik was alleen maar kleren die niet gestreken hoeven, sterker nog, ik koop nooit kleren die gestreken moeten. Ik vertel dit nu omdat ik laatst in een gezelschapje dames zat, min of meer onbekenden waarvan er eentje opeens, uit het niets vertelde dat ze altijd haar hele was streek.  Dat was schrikken. Tot zelfs onderbroeken aan toe. Ze plette zelfs de opgezette mannenkruisen in de moderne herenonderbroeken, zodanig dat er geen plooitje meer te bekennen was en de jongeheer van haar man volledig tot rust kon komen in het gestreken binnenwerk. Mijn god, riep ik uit, ik wil dit helemaal niet weten. Maar ze ging onverdroten verder. ‘Als ik geen keurig nette stapeltjes in mijn kasten heb, word ik gek. Als ik mijn kastdeuren open doe en ik zie één ding dat niet mooi recht ligt of netjes gestapeld, dan doe ik dat onmiddellijk goed.’ O jee, dacht ik toen, laat haar in godsnaam nooit, nee nooit in mijn klerenkasten kijken, want dan zou ze gek worden. Een totale collaps krijgen met krijsende tante Sidonia-ogen of zo. Gelaten zat ik in dat groepje. Ik kon niet weg. Het enige wat ik nog kon doen was hun vertellen hoe het er in mijn klerenkasten uitzag. Ooit, twintig jaar geleden of zo, toen ik een nieuwe kast kocht dacht ik, deze kast ga ik nu eens netjes houden. Ik was nog redelijk jong en een soort netheidsambitie straalde toen van mij af na het kopen van die nieuwe kast. Ik had zelfs stickertjes gemaakt voor de truien t-shirts met aanbevelingen hoe ze moesten liggen. 8 stickers voor de verschillende stapeltjes met: ‘nette, degelijke truien’ en “te warme, kriebeltruien” en “net niet goed passend”, “onbezonnen aankopen” “rijp voor Salvator” “paniekaankopen” enz. En daarboven kwakte ik dan de truien, vaak al gedragen, een of twee keer, soms nog binnenste buiten. Soms vond ik een trui terug helemaal onderin tussen de schoenen, die ik al heel lang kwijt was, zelfs zolang dat ik niet eens meer wist dat ik hem had. Vandaag, net vandaag heb ik een stapel winterjassen en broeken en truien en zelfs een rok meegegeven aan mijn dankbare en lieve oostblok poetsvrouw die voor de kerst naar haar geboorteland gaat. Niet gestreken natuurlijk. Dat kan ze zelf veel beter. Soms glibberen opgehangen truien en vesten van die rottige hangertjes af en vallen naar beneden onder in de kast waar het totaal donker is en wanorde heerst. Zo, denk ik dan, die zie ik het eerste jaar niet meer terug. Ze vallen boven op de schoenen die ik daar ’s avonds als ze geluk hebben na het uitdoen in kwak. Vaak vind ik van een paar schoenen er nog maar één terug. De ander ligt bedolven onder een naar beneden geglibberd vest of een onstrijkbare blouse. Maar ik heb ze dat allemaal toch maar niet verteld. Ik wil geen verdriet veroorzaken. En u kunt het ondanks dat het waar is toch maar beter met een korreltje zout nemen, voor uw eigen gemoedsrust. Zo, en nu ga ik mijn mondkapje strijken.

Reageren? Graag!  Dat kan via mail guus.van.winkel@pandora.be