Huven

I

edere Vlaming (Belg?) krijgt (kreeg) tussen 55 en 75 jaar om de 2 jaar een uitnodiging voor een darmonderzoek. Deze preventieve darmkankerdetentie gebeurt gratis onder auspiciën van het RIVM (‘Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). Tot twee jaar geleden hoorde ikzelf bij het leger ‘uitverkorenen’. 

Iedere uitnodiging opnieuw raadde mijn vrouw me aan om tijdig tot de actie over te gaan. Actie? Kactie, ja! Ontlasting op een aangeboden groen verzamelblad opvangen en opsturen. “Toch iets van niks! ’n Flutje van ’n cent! Plasticine!” beweerde mijn vrouw. “Gericht kumen en dito ontvangen…” Maar die keer liep het behoorlijk mis. Gewoonlijk produceer ik een soort plastische pasta. Van vorm, hoeveelheid, kleur en geur zwijg ik beter. Toen echter toverde ik welgeteld vier bolletjes, keiharde terra-cotta. Het leken wel knikkers. Het waarom – stress, dwangneurose, artisticiteit… – van die prestatie naar vorm en hardheid doet hier niet ter zake. Bij mijn verzamelen van de te onderzoeken objecten ontglipte me één kogeltje. Op handen voeten kroop ik zelfs tot door de keuken op zoek naar… 

Kwam net dan mijn echtgenote binnen met Mia, een Hechtelse vriendin uit haar Chiro-jaren. Mijn vrouw zag onmiddellijk het gênante van de situatie en vroeg: “Harrie, ont huven?” Vragend keek Mia Rosette aan: “Huven?” Mijn eega lachte: “Huven is knikkeren en ’n huuf is ’n knikker. In Hechtel heet dat ’n marbel, geloof ik.” Mia knikte twijfelend. Ze fronste: “Dat Hamonter dialect, soms kon ik er kop noch staart aan krijgen. Zo heeft het een tijdje geduurd voordat ik eindelijk begreep wat dat ‘medjènnen’ van jou eigenlijk betekende.” Haar opmerking deed me terugdenken aan hoofdonderwijzer Jan Heuts. Ik hoorde weer zijn hese basstem galmen over de speelplaats van de jongensschool in de Bosstraat om rust en vrede te herstellen: “Had op mê vrègelen! Nè ‘medjènnen’, mer drek!” En gedaan ’t gesteggel, maar ook ’t gehuuf. Destijds verstond kapelaan Ceelen de kunst Hamonter dialectwoorden tot algemeen begrip in het ABN te vernederlandsen. Vanop de kansel bezwoer hij ons ooit in een donderpreek over een vloek, een leugen, een ‘belleketrek’, een diefstal, een onkuisheid niet ‘medjènnen’, maar ‘bedemen’ te biechten. Na een verplichte schuldbelijdenis in de biechtstoel volgde als penitentie een aantal ‘Onzevaders’ en ‘Weesgegroetjes’ of een ‘Kruisweg’, al naargelang de biechtvader of het aantal en de zwaarte van je zonden. Dood of dagelijks. Soms moest die boetedoening geknield op de communiebank.

Een mogelijk dialoogje uit lang vervlogen Hamonter kindertijd: “Huven…? Medjènnen…!” 

(Harrie Beks – Hamont, zaterdag 05.03.22)