Fanmail

Een HAC-redactielid mailde me onlangs: ‘Een van je vele fans, Harrie! Ik heb haar laten weten haar e-mail naar jou door te sturen.’ Als reactie hierop mailde de lezeres/schrijfster haar waardering voor mijn columns ‘Goedgebekst’ in het HAC-weekblad. Nog meer verrast was ik dat zij haar jeugd ook doorbracht in de Budelpoort, op amper drie huizen van mijn geboortehuis! Een trigger voor de spon uit mijn vat vroegste herinneringen…

‘On ’t kruus’, op de hoek van de Abdijstraat en de Budelpoort, baatten Dorakken, Mietjen en haar Hewri een kruideniers- en snoeopwinkeltje uit. Voor 1 frang: ‘4 harde kenniskaramellen of 1 droplint of 2 klippelkes zuuthout of 1 boerensiek of 6 dropschuuntjes of…’. Mierenzoet! Ernaast hielden Nest en Maria met die typische buisjesbel hun zaak ‘ van speulgoewd, sjakkozzen tot kerstbul en nog van alles’ open. Tegenover lag villa Keunen; na de kloosterbrand (1956) kleuterklasjes en nog later het Chiro-meisjesheem. ‘Hiej liejp ich, in 1967, bi de Meifèsten Rosette tiggen het liejf, vurgoe.’ Terug naar links, naar de ongetrouwde juffrouw Lemmens ‘van de kakschool ’. Ze sloot me ooit op in een kast maar vergat me ’s middags ‘los’ te laten. Paniek, zeker in de Budelpoort, waar in 1952 de drie buurkinderen Sleegers en hun moeder verdronken in een kanaal. Daarnaast woonde en werkte Tinus Voets. ‘Nèffen dien kliermaker, och doevenmelleker, stoond ’t ‘teejoater’ van Kees Ballings.’ In de stank van tabaksrook en verschraald bier korfden hier de duivenmelkers wekelijks hun (prijs)beesten in. Soms staken snotapen ‘’n tjuup’ in zo ’n overvolle duivenmand, tot algemeen ‘geroekoek’ van de ‘duufkes’ en ‘gemieljaar’ van ‘Keesje-Kaasje-Koosje’. Zo ondertekende Kees al zijn – in hanenpoten geschreven – prestaties (prijslijsten, brieven, kaarten, aankondigingen, kattenbelletjes enz.). Ik keek uit naar die duivenmelkers, vooral dan naar de duiven zelf. Maar hoe ik ook spioneerde ik kon, noch tussen de poten, noch onder de vleugels, bij geen enkele duif een speen, laat staan, een uier vinden. Tegenover Kees lag (ligt) het (kerk)meubelbedrijf Mertens. ‘In Hamont bekend onder de vermaarde schrijnwerkersstam Sloowt’. Met enkele schobbejakken staken we soms half rotte tot uitgedroogde sterappeltjes aan de pinnen op hun winkelvensterbanken. Ernaast woonde Rabbi ‘de zelfverklaarde hondenfluisteraar’. Hij ging er prat op de meest woeste hond tot een mak lammetje te kunnen temmen op zijn eigen onorthodoxe, prehistorische manier: hij urineerde op de hondenneus en beet erin. Over die volgorde heb ik nu, na jaren, toch mijn twijfels…

Over een volgende stukje buurt uit mijn kinder- en pubertijd (de vijftiger-, zestiger- en prille zeventigerjaren van de vorige eeuw) kan je lezen in mijn volgende column.Ciao… 

(Harrie Beks – Hamont, zaterdag 25.06.22)