40-jarige bruiloft

Het is 8 mei 1981. Mijn vader en moeder zijn 40 jaar getrouwd en vieren dat samen met hun kinderen en hun partners. We zitten in een duur en schitterend restaurant in Heeze. Zo duur dat mijn vader voor die gelegenheid een zaaltje apart in het restaurant heeft afgehuurd want zijn kinderen kunnen zich niet altijd netjes gedragen (denk hierbij aan rondvliegende aardappelen en tegen deuren plakkende stukjes vlees) en zo had niemand er last van. Wij zaten dus in een afgesloten zaaltje. Af en toe kwam de ober door de deur naar binnen om drank en de eerste voedselgangen te brengen. Als een van ons zelf zijn hoofd om de deur stak en om de ober riep om wat meer snelheid of extra drank of meer voedsel, werd hem gemaand dat niet te doen want dat ze zo zouden komen. Kortom: we moesten ons gedragen. In die tijd waren we nog met ons zessen, 4 jongens en 2 meisjes. Vier van ons hadden een partner die erbij was. Kleinkinderen waren bij de ‘oppassen’. We waren allemaal vrolijk. We hadden al wat toespraakjes gehouden en ons pap en mam wat cadeautjes gegeven waarvan het hoofdcadeau volledig mislukt was. Hierdoor kreeg ons mam zo enorm de slappe lach, tot tranen met tuitens toe, dat de sfeer die toch al uitbundig was, helemaal hilarisch werd. We kregen ook veel drank maar het eten liet steeds op zich wachten. Tot mijn vader op een gegeven moment opmerkte dat hij nu toch echt wel honger had. Ik ga wel effen kijken, waar ze blijven, zei mijn broertje Hans, altijd al een doener. En hij ging door de deur het hoofdrestaurant in en vroeg de ober of het nog lang duurde. Die zei iets in de trant van dat het nog even kon duren en verzocht hem vriendelijk ons zaaltje weer in te gaan en zich niet meer te vertonen. Deze boodschap viel bij niemand in goede aarde. Iedereen was lacherig verontwaardigd, dat was wel de sfeer. Een paar huizen verder is een friettent, wist iemand. Dat kunnen we toch niet maken, zei de vrouw van mijn oudste broer, maar we moesten toch erg lachen. We komen er niet eens langs, door het restaurant, dan zien ze ons. O, zei mijn broer Hans, dit zaaltje ligt aan de straatkant, ze hoeven ons niet te zien, ik ben zo buiten door het raam. Er was inderdaad een laag raam aan de straatkant waar mijn broer Hans zo uitstapte. Tot zo, zei hij vrolijk. Hij had van ons pap 25 gulden meegekregen. Ik zie hem nog in zijn glanzend witte overhemd en met een olijke kop door het raam vertrekken. Wij hadden intussen de grootste lol, dronken nog maar wat en aten wat brood dat wel op tafel stond. Het was notabene, een duur en goed bekend staand restaurant dus enige verontwaardiging was wel op zijn plaats. En net op het moment dat in de al donkere avond mijn broer Hans met in zijn handen twee grote zakken friet vanaf de straat door het raam naar binnen stapte, kwam de ober door de deur naar binnen met wat schalen. Hij keek totaal verbijsterd, door wat hij zag. ‘Maar, maar…’,  was alles wat hij uit kon brengen. ‘Zet maar neer,’ zei mijn vader tegen hem, ‘dan eten we alles op, we hadden honger. En breng nog wat te drinken’.

Hoe zo dit verhaal? Dit schoot me maandag op onze atelier Rosédag weer te binnen toen iemand van ons het had over restaurants en hoe ontzettend klein en verfijnd het eten in sommige restaurants was; kleine liflafjes en je kreeg niks binnen. Een dierbare en vrolijke herinnering. O ja, het was bij De Zwaan. Bestaat dat nog? 

Reageren? Graag! Dat kan via guus.van.winkel@pandora.be