De paardenkastanje

De Latijnse naam voor paardenkastanje is Aesculus hippocastanum. Aesculus betekent eten, hippos paard en castanum kastanje. De paardenkastanje is echter niet eetbaar voor de mens in tegenstelling tot de tamme kastanje. Linnaeus die de planten een Latijnse naam heeft gegeven, heeft zich in de naamgeving van de paardenkastanje vergist met de tamme kastanje.  

Aan de voet van de bladsteel is een verdikking die op een paardenhoef lijkt. Het litteken waar de bladsteel aan de tak heeft gezeten is hoefvormig en de puntjes die men hier ziet zouden de spijkerkoppen van een paardenhoef zijn.  Aan de bladsteel zitten 5 tot 7 bladeren. Het is een handvormig samengesteld blad. De kastanjes werden aan de paarden gegeven als hoestmiddel.                  

Door de Zuid-Nederlander Ghislain de Busbecq die een sultan was van het Duitse keizerrijk en ook de sering en de tulpenbol naar West-Europa heeft geïmporteerd, is de paardenkastanje in de 16de eeuw vanuit Constantinopel naar ons land gebracht. De takken van de boom groeien in de vorm van een kandelaar. De boom kan meer dan 200 jaar oud worden en 25 meter hoog.

Een oud gebruik is om een kastanje in je broekzak mee te dragen, dan kreeg je geen last van pijn in de rug of reumatiek. Dit  zou alleen maar helpen als je die kastanje van iemand anders gekregen had. In Oostenrijk werden de kastanjes verzameld omdat er veel saponine en stijfsel in zit. De boekbinders gebruikten dit bittere plaksel om boeken in te binden. Insecten zoals het zilvervisje bleven dan uit de boeken. Ze eten stijfsel en lijm van boeken. Saponine kun je ook gebruiken als waspoeder.

Het hout van de paardenkastanje heeft weinig waarde. De boom wordt door de mensen geplant omdat ze vinden dat hij mooi bloeit in de maand mei. De bloemen lijken wel rechtopstaande kaarsen (trossen). Hommels en bijen  verzamelen de nectar en stuifmeel. De stippen op de bloem vormen het honingmerk dat de bijen de weg wijst naar de plek waar de nectar verborgen is. Merkwaardig is de kleurverandering van het honingmerk van geel naar rood.

De knoppen van de paardenkastanje zijn plakkerig. De kleverige harsachtige stof om de knoppen beschermt deze tegen vorst. Bijen verzamelen in het voorjaar deze hars en dichten daarmee hun kieren in hun kast of korf.  

De vrucht is omgeven door een weinig stekelige bolster. Bij de tamme kastanje is de bolster stekeliger en er zitten meestal 3 vruchten in die eetbaar zijn. Door opwarming van de aarde is de paardenkastanje mineermot vanuit het zuiden naar noordelijker streken verkast. De bladeren worden bruin en vallen vroegtijdig af. Sinds 2002 ziet men roestbruine vochtige plekken op de paardenkastanje, hetgeen een bacteriële kanker is waardoor de boom afsterft. Het wordt ook wel de kastanje bloedingsziekte genoemd. De kastanje bevat aescininen, looistoffen en flavonglysoiden. Een tinctuur hiervan wordt als geneesmiddel gebruikt tegen kramp en werkt pijnstillend. Verder werkt het tegen reuma en tegen maag- en darmklachten.

De rode paardenkastanje ( Aesculus x carnea ) is een kruising van de witte paardenkastanje en de rode Noord-Amerikaanse pavia.

Info: Toon van Seggelen

a.seggelen@upcmail.nl