Zwaaiende benen

‘Daar heb ik nou eens helemaal niks mee,’ zei een van onze rosédames afgelopen maandag tijdens onze wekelijkse schilderdag op Atelier Rosé, ‘die verkiezingen. Echt helemaal niks. Bovendien had ik dat eerst aan moeten vragen, 100 jaar van te voren want we wonen nou eenmaal hier in België.’ We zijn op een na allemaal Nederlands en onze Belgische was er niet, ziek, kreeg een nieuwe heup en moest strompelen en fysio doen. Maar schilderen op maandag doen we nog steeds trouw, inmiddels al bijna 20 jaar, niemand weet het meer precies. Of schilderen, schilderen, soms appt er iemand van: “ik kan vandaag niet komen schilderen, geen tijd, maar ik kom wel even lunchen”. (Even, ahum.) Het juiste gebaar bij deze zin bestaat uit met je wijsvinger je ooglid naar beneden trekken. U snapt dat wel. Want onze praatgroep gaat gewoon door. Spaart ons allemaal een therapeut uit. Dat zijn we allemaal zelf voor elkaar. Ja, in 20 jaar leer je elkaars lief en leed wel kennen. En aanhoren en raad geven, doen we allemaal. Intussen schilderen we en om één uur drinken we rosé en eten ter plekke gesmeerde bammetjes waarvoor de een altijd de broodjes meebrengt en de anderen, kaas of salades of paté. Voor de gezondheid zijn er ook altijd noten. De rosé wordt groot ingekocht waarvoor we allemaal evenveel bijdragen. Ook degene die minder drinkt, want zo zit het bij ons niet in elkaar. Ik had die dag een broek aan die mij geschonken was door onze afwezige heuppatiënte. Ze kon hem niet meer aan, zei ze een paar weken terug. Hij paste mij wel nog. Kom, zei iemand, we maken een foto van ons voor haar, dan is ze er een beetje bij. We namen allemaal ons glaasje in de hand, ja want zo’n tuttebellen zijn we wel en keken olijk naar de selfy-er. Wacht, ik leg mijn ene been op de bar, ziet ze haar broek en is ze er toch bij, zei ik met mijn stomme kop. Ik probeerde mijn been op de bar te zwaaien terwijl ik op het andere bleef hinkepoten; het lukte niet. ‘Kun je dat niet?’ zei Marja, ‘moet je mij zien, hup.’ En met een enorme zwaai gooide ze een been op de bar. Ze is notabene kleiner dan ik.  ‘Meid, wat goééééed!’ zei ik op z’n Meilands. Cokky had gespannen staan kijken en opeens gooide zij haar been ook over de bar. Triomfantelijk keek ze rond. Ja, ze is heel groot. Kunst. Toen Yvonne, ook heel groot, hup met haar kapotte knieën kwam ze erop. Goed hoor, die bar is toch minstens 1.40 hoog, net zo groot als een normale kabouter, zeg maar. Kom op Guus, jij ook, zeiden ze en Marja greep mijn been en met twee man zwaaiden ze het erop. Ik kraakte zowat in mijn voegen. Of is het uit mijn voegen. In ieder geval, er bestaat een mensonterende foto van. Ik met een benepen lachend gezicht en een halfvol glaasje en een been op de bar. Maar onze heupvriendin knapte er wel van op. Zag ze haar broek ook nog eens. Gelukkig kwam ik weer vrij snel in de ruststand toen ik weer op twee benen mocht staan. Ik knakte nog wat na en vond wel dat ik na deze prestatie een glaasje verdiend had. Zou ik dat nu echt niet zelf kunnen mompelde ik, misschien stond ik er verkeerd voor? Dus probeerde ik het met een ander been. Het was mijn eer te na. Hup, been erover. Gelukt. Glaasje op de grond, bammetje met paté aan de broek geplakt, maar het been lag op de bar. De aanhouder wint, haha, flauw hè, stelletje trutten zijn we. 

rose wine splashing on white background

Reageren? Graag! Dat kan via guus.van.winkel@pandora.be