Recht tegenover de parochiekerk Sint-Laurentius van Hamont ligt Anatolia. Om alle misverstanden in de kiem te smoren: Anatolia is geen reisbureau, geen kap- annex schoonheidssalon, geen kroeg, geen dubieus damesetablissement voor heren, maar naar eigen logo op de bestelfolder: een eethuis voor een pizza, een kebab of een kapsalon. Tja, met al die Chinese, Turkse, Griekse, Egyptische, Italiaanse en zelfs Mexicaanse smaakinvloeden her en der ontwikkelt ons grensstadje ook culinair mondialer.
‘s Dinsdags haal ik er soms het avondeten, meestal drie kleine kebabs of een pizza en twee kebabs. Of moet het kebabben zijn? Voer voor taalpuriteinen. Vorige week dinsdag was het druk in Anatolia, zowel aan de tafeltjes als aan de afhaaltoog. Ook Koewb hobbelde met enkele gezellen binnen. Met alcohol in, en publiek aan zijn lijf slaat luidruchtige Koewb wel eens door. Hij was op dreef die door-de-weekse avond! Al van ver riep hij zijn bestelling: “Twieje pizza’s. Vur mich ènne mê vis en vur de vrow ènne mê tjuup.” De jongeling achter de toog, een Euro-aziaat, begreep het niet helemaal en informeerde voorzichtig naar de nummers van de te bestellen pizza’s: “Welke noemers, menier?” Hij schoof de bestelfolder voor. Nu kwam Koewb helemaal in trance: “Niks noemers. Pizza’s, twieje. Iejnen mê tjuup, hoan of hin, tok-tok-ketuut vur die van os en iejnen mê vis, blub-blub-blubberdeblub vur dizze kerel hie.” De ober bloosde en stamelde van ongemak: “Iek, iek oe niet begraaip, me-me-menier.” Ongeduldig mengde zich een andere klant met en door Koewbs bestelling: “Koewb, dê do is tjuup, nummerke niggenentwintig, pollo, vur ’t wiefken.” Gemaakt verrast reageerde Koewb: “Oooh.., zoe wèrrekt dê hie,” en spelde luid het groentebedje: “Juun, sloaj en paprika.” De klant hengelde verder: “En Koewb, wa vur vis weelde vur ow eige?” Koewb bulderde: “Hahaha, ê blieksken is te klèn en unne waalvis is te groewt, hahahaaa…!” De hulpverlener ging onverstoorbaar verder: “Ansjovis of tonijn?” Koewb haalde ostentatief zijn neus op: “Ansjovis, van die klèn voellikskes? Bha nieje! Dan gè mich mêr dien aanderen, nummerke iejnentwintig, tonno, kenien…, tonien bedoel ich nuttuurluk!” De kelner noteerde, lachte dankbaar naar zijn redder in nood en vluchtte met de uiteindelijke bestelling en een diepe zucht de keuken in.
Ondertussen monsterde Koewb voldaan zijn actieterrein en lebberde verder aan een volgend flesje pils. Hij mompelde hoorbaar in en tegen zichzelf: “Dedju, dê moedich onthawen: pollo en tonno, nummerke iejentwintig en nummerke…, wa was ’t och awwèr, dju, al vergèten…” Sommige klanten in Anatolia begrepen Koebs twijfels en grimlachten…
(Harrie Beks – Hamont, zondag 02.04.2023)
