​​Deurken

“Ozze Door is altiejd, van keensbiejn aaf aal, hiejl op zien eigen gewist,” vertelde zijn broer Harrie. “Nun ‘eenzaat’, wie ze wèl ’s zèggen. Vruger, in zien kalverjoaren, hit ie, verliefd tot achter zien oeren, joaren achter un meid oangeloawpen. Mer ’t woord niks. Dê vrommus zaag um nè stoan. Dus liejt ze um zitten.”

Door – in de volksmond: “Deurken” – bleef tot op de dag van vandaag vrijgezel. Ondertussen een overjaarse jonkman, uit liefdesverdriet tijdens zijn jagende jaren. Bij zijn doopsel kreeg Deurken de naam Isidoor mee. Vandaar dat zijn oud-collega’s van de laboratoria Janssen Pharmaceutica hem overal en altijd ‘Iesie’ noem(d)en. Theoretisch heeft Deurken een scherpe geest. Chemie is zijn dada. Hij goochelt met scheikundige formules en chemische analyses. Maar praktisch gedraagt hij zich als een kip met een pik(houweel). Hij krijgt geen nagel in een houten wand geklopt. Op het vlak van digitaliseren echter geldt hij ongetwijfeld als een van de eerste en bekwaamste computerdeskundigen, om niet zeggen -freaks.

Sinds zijn pensioen mijdt Deurken menselijk contact. Als enige, onafscheidelijke levensgezel geniet Deurken zijn leven lang al van een hond. God weet hoeveel hij er ondertussen heeft overleeft. “Aalzelève ’n stroathundje. Gevonnen,” beweert hij. Iedere nieuwe hond noemt hij: “Woef.” In de voormiddag, rond een uur of negen vertrekken Deurken en zijn Woef voor hun ommetje naar het hondentoilet. De viervoeter doet daar dagelijks zijn hondse behoefte(n). Volgens Deurken ligt dat gewenste gedrag aan zijn opvoeding. Bij het africhten waarschuwde hij Woef regelmatig met de woorden: “Woef, hiej moede kakka doewn. Dê moet van de gemènteroad. Op den daag van de inhuldiging hemmen zillie dit hondenpoepplantsoen zelf ingesch… euh, oewtgeprobeerd, zal ich mer zègge, op unne oaved zonder moaneschiejn, in de pikkedoonkeren, mê zien allen.” De pleintjes voor de ‘hondenuitlaadzones’ werden echter geperfectioneerd met metalen, hoekige, com…, conische drolbussen. Deurken wist geen raad met die rare, landschapsvreemde containertjes. Ook Woef raakte wel zijn kluts, maar niet zijn klats kwijt. Deurken inspecteerde grondig zo’n hondenpoepvegaarbus boven, onder, voor, achter, links, rechts. Ten slotte nam hij Woef in zijn armen, droeg hem naar de kakkoker, hiel hem boven het gat van de bus en beval op dwingende toon: “Allé Woef, kuumpt er owwen drol hie mer oewt, hiej een,  nou!”  Zonder resultaat. Later kreeg Deurken praktische bijles in het opruimen van hondendrollen. Met resultaat.

Nu maken Woef en Deurke hun behoefte(n)tocht met plastic zakjes en met weifelende ogen: “Hopelijk zit ‘r vandaag gènne knikker on de stroont…”

(Harrie Beks – Hamont, zondag 30.04.23)

OLYMPUS DIGITAL CAMERA