Inkrimping

Iedereen heeft zijn eigen zorgen. Ik, u, en wij van Atelier Rosé. We hebben ieder van ons onze privé zorgjes maar ook een gezamenlijke Atelier Rosézorg. En dat is dat wij dreigen uit te sterven. Zo ongeveer als een nonnenklooster, die sterven uit doordat ze bijvoorbeeld van de bisschop geen kleine nonnetjes mogen produceren. Kloosters gaan op een natuurlijke manier ten onder. Maar wij, van atelier Rosé, dreigen ook ten onder te gaan. We zijn nu nog maar met vijven. Van die vijf is er één, die opnieuw het grote geluk gevonden heeft nadat ze enkele jaren geleden weduwe is geworden. Het grote geluk woont in Duitsland. Ze woont ook nog wel hier in de buurt maar meestal toch woont ze bij het grote geluk. Ze komt nog hooguit één keer in de 8 weken naar ons atelier en dan nog niet eens om te schilderen maar om met hoogrode wangetjes en schitterende ogen tijdens ons rosélunchuurtje te vertellen over haar late geluk en aanhangige verre zonreizen. Oké, wij gunnen haar dat maar als medeschilder is ze afgeschreven. Dus eigenlijk zijn we nog maar met vieren. Dat is weinig voor een bloeiend atelier. Van die vier is er één die van hier uit de buurt met haar man begin december al  gaat verhuizen naar een plaatsje in Nederland ergens in de provincie Utrecht, best wel ver. Ze hebben hun huis verkocht en gaan nu in de buurt bij hun kinderen en kleinkinderen wonen. Hun goed recht, ze zijn ook al diep in de zeventig. Maar hoewel ze zegt dat ze nog af en toe naar hier komt, beschouwen wij haar toch als ‘afgeschreven’. Ons meest produktieve lid en altijd behulpzaam en reddend, zorgend voor ons allemaal. Een zwaar verlies. We werden er niet vrolijk van. Zo zaten we afgelopen maandag met ons vieren nog, tijdens ons lunchuurtje tobbend bijeen. Nog wel met een glaasje in de hand en met de blijmoedig gesmeerde bammetjes voor onze neuzen op de bar, maar toch, mistroostig. In de toekomst zouden wij nog slechts met ons drieën zijn. Van die drie is er één die we onze eeuwige vrijgezel noemen. Ze maakte altijd al vele reizen maar naarmate ze ouder wordt is dat nog erger geworden. ‘Ik kan gewoon niet thuis zitten’ , zegt ze en ze gaat steeds vaker op reis. Er hangt een schema van haar toekomstige reizen bij ons binnen opgeplakt. Ze schildert ook vaak ‘reislustige vrouwen’ in groepjes van vier of meer, schilderijen die best wel succesvol zijn. Om haar een beetje minder reislustig te maken praten we haar al jaren een man aan, liefst hier uit de buurt. Maar daar ziet ze niks in. ‘O nee,’ zegt ze, ‘geen zin in. Misschien om eens naar een film te gaan of wat te eten maar voor de rest niks, nee hoor,’ zei ze huiverend. “Tja, de ‘rest’ wordt zwaar overschat,” zei ik behulpzaam. Maar evengoed, beschouwen wij, de twee overige‘ die hards’, haar toch als afgeschreven, voor de helft tenminste. Wat nu? “Zullen we een advertentie zetten om leden te werven”, vroeg ik. “Volgend jaar bestaan we 20 jaar, zouden we dat niet eens halen!” “Nee”, zei mijn andere trouwe medelid verschrikt, “dan meldt zich iedereen aan. Nee, ze moeten minstens de academie hier in Neerpelt of ergens anders gedaan hebben. Hang anders daar een papiertje op, op onze oude school. Gezocht: kunstzinnige leden voor onze privéschildergroep die, enfin, jij weet dat wel….”. “Mogen mannen ook?” vroeg ik. Toch een heel relevante vraag. Mannen kunnen ook schilderen. “Nee, ik vind van niet”, zei ze. “Nu kunnen we zeggen bijvoorbeeld: Ik heb diarree, of zo. En als er dan zo’n vent rond loopt kun je dat niet meer. Wij kunnen elkaar nu alles zeggen”. “Dat kun je ook als er een man bij is”, zei ik. “Zeg je gewoon dat je aan de schijterij bent. Anders discrimineren we. Ze hoeven ook niet per se de academie gedaan hebben, vind ik. Maar ze moeten wel rosé lusten, anders houdt het op. Dat is een voorwaarde. Een bindende voorwaarde.” “’t Is toch anders, het voelt anders,” zei ze en keek ongelukkig in haar lege glaasje. 

Ja, dat is het, we zijn ongelukkig omdat ons fijne atelier op dreigt te houden, eindig te zijn. Niets is voor altijd….  

Reageren? Graag! Dat kan via guus.van.winkel@pandora.be