Vetvandalen

De algemene tevredenheid van de buren op de Mulk en omstreken over het nieuwe dak op hun kapel veranderde snel in ergernis. “Hie zien warschienluk balorige kinder of ’n stelletje ongeregeld: leegloepers, zoatlep, niksnutten en aander tuug bezig gewist…,” stelden enkele buren beteuterd vast. “Unne normoale mins oet de bûrt dût zoiets nè…!” Het enthousiaste ‘hiephiephoera’ sloeg snel om in een verwerpelijk ‘nondedjuu’ … 

Enkele dagen na de afwerking van de renovatie bleken in het ‘Treeskapelleke’ alle – ook de voorradige – devotie- of offerkaarsjes, de zogenaamde ‘teeliechtjes’, eventjes aangestoken en na poosje weer gedoofd te zijn. “En alle stekskes zien zwert geblakerd,” stelde Mia vast. “Och ozze nèje elektrische oanstèker dugt nè mier. Ze hemmen hum in kersvèt gesopt ofwel is de batterij hielemoal aaf, opgebruukt, leeg!” Op alle 18 houders van de grote kandelaar stonden deels opgebrande kaarsjes. Zielig al die zwarte stompjes wiek! In de kaarsenofferblok zat slechts 3,50 euro in plaats van de nodige 9 euro. De secretaris-penningmeester van de kapel zuchtte. “Mê zoene verlierpost had os Treeske hur heilig kupke nè lang mier bovven ’t wijwater,” jammerde hij. “Ich zie nou aal de bodem van os en heur schat- en spoarkisje. Onderhaand moeten we nog het faillissemeent oanvroagen!” De hoop op een mirakel was ook zinloos. Een bovennatuurlijk wonder gebeurt enkel in een religieuze context, zeker niet in zo’n aardse omstandigheid als een financiële put…

De barbaren morsten kaarsenvet op de kandelaar, op stoelen, op het altaar, op de vloer, enz. Met lucifers, met de aansteker, ja, zelfs met hun vingers tekenden ze hartjes in het kaarsvet. Zeker werden die niet bedoeld als gestolde vereringen aan de Heilige Theresia van Lisieux, nog minder als scapuliers van haar. Immers een scapulier in paraffinewas als relikwie rond je nek, je enkel, je pols, je middel of rond welk lichaamsdeel dan ook zal uiteindelijk door je lichaamstemperatuur wegsmelten. Sneller zelfs dan de gedachte alleen al!

Op de Mulk bestaat al langer een soort buurttoezicht. Het kapelletje is al jaren bij vlagen een aantrekkingspool voor hangjongeren, soms met of zonder alcohol- en / of drugsgerelateerde problemen. Sommige buren houden een oogje in het zeil als wijkwachters, een soort sociale controle. Spontaan, niet georkestreerd! Niet dat de Mulk ter plaatse pleit voor: “Mier blauw op stroat”. Camerabewaking wordt weggelachen: “Nè te doen. Vul te duur vur os ermzoalig kapelspoarbuukske! Unne weeldcamera misschien? Om jongere of oudere wildebrassen tijdens hun braspartijen in de kapel toch op heterdaad te kunnen betrappen!”

We hopen met dit pamfletje op constructievere ‘vetvandalen’. We willen wel niet degraderen tot ‘Alva ’s Bloedraad’: “Geuzen op de brandstapel! Saboteurs in de hel!”
 (Harrie Beks – Hamont, zondag 20.08.23)